De kerk te Egmond Adelbert sterft volgens menig historicus omstreeks het jaar 740, mogelijk rond de langste dag. Dat zou tenminste de merkwaardig precieze datum van 25 juni verklaren. (Volgens Prof. Cordfunke moet het enkele tientallen jaren eerder zijn geweest) Dan begraven zijn volgelingen hun geliefde Sint Adelbert in het duinzand van de nederzetting Egmond op de plaats die nu de Adelbertusakker heet. Ter ere van hem bouwen zij hier een houten kerkje, dat in de eeuwen erna meermalen wordt vervangen. Dankzij het ‘wonderdadige’ gebeente komen er veel pelgrims en bouwt de kerk te Egmond veel grondbezit op.
In het jaar 922 geeft koning Karel III de Eenvoudige van West-Francië deze kerk te Egmond met alles wat daartoe gerechtelijk behoort: ‘dienstlieden, beemden, bosschen, weiden, wateren en waterloopen’ aan zijn ‘getrouwen Dirk’. Dirk I is de eerste graaf van Holland en het nieuwe grondbezit legt een stevig fundament onder het graafschap Holland. Alleen, het schijnt daar aan de Westkant bij Egmond nogal te stuiven.
Hallem Dirk I laat het gebeente van Adelbertus opgegraven en met pauselijke toestemming overbrengen naar het iets meer landinwaarts gelegen Hallem. De graaf heeft daar een kloostertje gesticht waar hij twintig nonnen laat bidden voor het zielenheil van de grafelijke familie. Voor de ‘translatie’ van het heilige gebeente geven de geschiedschrijvers meerdere redenen: stuifzand, aanvallen van Noormannen en de non Wilfsit, een van de twintig, aan wie Adelbert drie maal in haar droom zou zijn verschenen. De boodschap is dat zijn gebeente dat diep onder de grond ligt begraven, moet worden verheven en naar een plaats gebracht die geschikter is voor de aanbidding. We mogen aannemen dat Dirk I de Adelbertverering ook goed kan gebruiken om zijn macht over het gebied te verstevigen.
Adelbertusput Op de plek van het oorspronkelijke diepe graf welt helder duinwater op. Misschien zouden we daar nu niet van opkijken, maar in de tiende eeuw is zuiver water kostbaar en beschouwt men dat als een heilige bron. Later noemt men dit de Aelbertsput of het Adelbertusputje. De nederzetting rond het kerkje raakt door het stuifzand steeds meer onbewoonbaar en de bewoners trekken weg naar Hallem. De naam Egmond verhuist mee en gaat omstreeks 1050 over op Hallem. Pelgrims komen naar de geneeskrachtige bron en opeens zijn er twee plekken van Adelbertverering en die zijn er nu nog. Destijds is dat vast niet de bedoeling geweest.
Levensbeschrijving Van Sint Adelbert is niets anders bekend dan het gereconstrueerde levensverhaal dat de monnik Ruopert van Mettlach uit Trier ongeveer 250 jaar na de dood van Adelbert in het Latijn optekent: de ‘Vita Adalberti’ (±985). Hij doet dit in opdracht van de invloedrijke Egbert, aartsbisschop van Trier, die de zoon is van Dirk II, de 2e graaf van Holland. Omdat historici de herkomst van de levensbeschrijving wel eens hebben betwijfeld, is veel onderzoek gedaan. Daarbij is vastgesteld dat de ‘Vita’ inderdaad zijn te dateren op het einde van de 10e eeuw. Historicus G.N.M. Vis stelt in het boekje ‘Adelbert en Egmond’ vast dat de schrijver zijn taak serieus heeft opgevat. Hij baseert zich op dan bestaande geschriften en houdt de beschrijving van Adelbert zelf kort. Het zijn vooral de latere ‘geschiedschrijvers’ die het levensverhaal van Sint Adelbert oppoetsten en van hem een Engelse koningszoon maken die aan de lopende band wonderen verricht. In de monastieke winkel van de abdij is het boekje te koop. Daarin staat ook de vertaling van de ‘Vita Adalberti’, het oudste Egmondse handschrift.
Patroonheilige Sint Adelbert is de apostel van Kennemerland, patroonheilige van de Abdij van Egmond, ‘huisheilige’ van de Graven van Holland, patroonheilige van Egmond-Binnen, van o.a. de Adelbertuskerk én van de plaatselijke voetbalvereniging. Na dertien eeuwen is hij nog altijd geliefd en inspirerend.